Geschiedenis

Zoetermeer is ontstaan uit twee dorpen, Zoetermeer en Zegwaart, waartussen op veel terreinen een nauwe samenwerking heeft bestaan tot zij in 1935 zijn samengevoegd tot één gemeente Zoetermeer.

De vroege jaren
De brandbestrijding geschiedt aanvankelijk met o.a. emmers die verspreid zijn onder de inwoners. De brandbestrijding is vooral gericht op schadebeperking en het beschermen van belendende percelen tegen uitbreiding van de brand. Vanaf 1580 houdt een klapwakker toezicht op de veiligheid in de nachtelijke uren. In 1642 wordt de Oude Kerk gebouwd warmee het mogelijk wordt om de burgerij te alarmeren.

Oude Kerk (1703)
Na een grote brand in de Dorpsstraat in 1701 wordt in 1703 door de gemeenteraad van Zegwaart de eerste handbrandspuit aangeschaft. Deze en ander blusmateriaal wordt opgeslagen in een spuithuisje op het kerkhof dat tegen de Oude Kerk staat. Voor de bediening van één handspuit zijn ongeveer 36 inwoners nodig; deze personen worden aangewezen door de brandmeester. In 1784 blijkt de Oude Kerk in zo vergaande staat van verval te zijn dat deze op de toren na wordt gesloopt en herbouwd. Ook het aangebouwde spuithuisje wordt gesloopt.

Dorpsstraat (1788)
In 1788 wordt aan de Dorpsstraat naast de Oude Kerk een nieuw wachthuisje met twee spuithuisjes gebouwd. Eind 19e eeuw krijgen de dorpen een station, wat zorgt voor verdere economische ontwikkeling. In 1894 komt er een verordening op de brandweer, wat gezien kan worden als de oprichting van de huidige brandweer Zoetermeer. De werkwijze van de brandweer verschilt bijna niet ten opzichte van de komst van de eerste handspuit. Later komen ook aan de Zegwaartseweg en de Voorweg een spuithuis.

Leidsewallen (1921)
In 1921 verhuist het spuithuisje aan de Dorpsstraat naar de hoek met de Leidsewallen. Inmiddels beschikken de dorpen samen over vier handspuiten. Een belangrijke verbetering van de brandbestrijding vindt plaats in de jaren ’30 door de komst van het waterleidingnet met brandkranen, waarop de slangen rechtstreeks worden aangelegd. De waterleidingbrandweer doet zijn intrede. Deze wordt gealarmeerd door middel van een "ordonnans", dus het mondeling alarmeren van het brandweerpersoneel. In 1940 wordt door de inmiddels samengevoegde gemeente Zoetermeer de eerste autospuit aangeschaft, die wordt gestationeerd aan de Leidsewallen. De vereniging De Autospuit wordt opgericht, waarmee de vrijwillige brandweer Zoetermeer een feit is. De brandweer telt in die tijd ongeveer 20 man. In 1944 wordt de autospuit gevorderd door de Duitse bezetters van ons land. Men weet dan nog een “babyspuit” en ander brandweermaterieel uit handen van de Duitsers te houden. Na de oorlog wordt begonnen met de uitbreiding van het oude dorp ten behoeve van de eigen bevolking. Het duurt nog tot 1949 voor er weer een nieuwe autospuit wordt aangeschaft. In 1950 krijgen alle vrijwilligers voor de alarmering een brandschel in hun woningen, die aangestuurd wordt door de rijkspolitie.

Stationstraat (1959)
Als gevolg van de uitbreiding van het postkantoor neemt de brandweer in 1959 zijn intrek in een schuur bij de dienst Gemeentewerken op de hoek van de Karel Doormanlaan en de Stationstraat. De brandweer bestaat dan nog steeds uit ongeveer 20 man. De leiding van het korps berust bij het hoofd van Gemeentewerken. Zoetermeer wordt in 1962 aangewezen als groeikern en in 1964 krijgt Zoetermeer haar eerste beroepsbrandweerman, die na enkele jaren weer verdwijnt. In 1966 gaat de bouw van de wijken Palenstein en Driemanspolder van start.

Vlamingstraat (1969)
Met het oog op de verdere groei verhuizen gemeentewerken en de brandweer in 1969 naar het oude Brinkerscomplex aan de Vlamingstraat. Bij de verhuizing telt het Zoetermeerse korps 23 man. De leiding berust nog steeds bij het hoofd van gemeentewerken. In 1969 wordt ook begonnen met de bouw van de wijk Meerzicht. In 1972 krijgt het korps weer een beroepsbrandweerman en dit betekent de start van de groei van de brandweer Zoetermeer. De alarmcentrale wordt ook naar de Vlamingstraat verplaatst. Overdag bemenst door de "alarmjuffrouw" van de receptie. Buiten de werktijden wordt de alarmering verzorgd door zes vrijwilligers die boven elkaar wonen in een flat aan de Dunantstraat. De mobiele centrale die voor het alarm wordt gebruikt wordt wekelijks overgebracht naar een andere etage van de flat. Enige tijd later krijgen de eerste vrijwilligers piepers. Inmiddels is de bouw van de wijken Buytenweg en De Leyens van start gegaan, gevolgd door de wijk Seghwaert en de aanleg van de Zoetermeerlijn. In 1976 draagt het hoofd van gemeentewerken de leiding van het korps over aan de beroepscommandant H. Steer. Het aantal beroepsmedewerkers in dagdienst wordt uitgebreid tot 11 personen, zodat de eerste uitruk op werkdagen wordt uitgevoerd door alleen beroepsmensen. Met de start van de bouw van het Stadshart wordt ook begonnen met de bouw van een nieuwe brandweerkazerne in het Stadshart. Intussen groeit het korps verder. Men gaat in die tijd over tot de invoering van weekendconsignatie, gevolgd door weekconsignatie.

Stadshart (1980)
Per 3 december 1980 verhuist de brandweer naar de nieuwe kazerne aan de Brusselstraat 4 in het Stadshart. Vanaf 2 januari 1981 wordt tevens een “24-uurs kazernering” ingevoerd op basis van 12-24-48 uur. Het korps is uitgegroeid tot 27 beroepsmedewerkers en 52 vrijwilligers. De gekazerneerde ploeg en dagdienst verzorgen de eerste uitruk. In de eerste jaren is sprake van onderbezetting, waardoor ook op werkdagen vrijwilligers worden gealarmeerd. De vrijwilligers draaien mee in de kazenering buiten werktijden en verzorgen dan ook de tweede autospuit op basis van consignatie. In de nieuwe kazerne is ook de alarmcentrale gevestigd. Op werkdagen is hiervoor een centralist en daarbuiten verzorgt de dienstdoende ploeg voor bemensing. Na jaren van overleg wordt in 1986

Rokkeveen (1991)
Met de komst van de wijk Rokkeveen groeit Zoetermeer uit tot een stad met 100.000 inwoners. Een tweede kazerne komt aan de Blauwroodlaan in Rokkeveen. Het totale korps bestaat dan inmiddels uit 50 beroepsmedewerkers en 80 vrijwilligers. Op de post Rokkeveen wordt de eerste jaren op werkdagen de eerste uitruk verricht door beroeps en daarbuiten door geconsigneerde vrijwilligers. Na enige tijd verdwijnt echter de autospuitbezetting op werkdagen naar het Stadshart door gebrek aan dagwerkzaamheden voor de dienstdoende ploeg. In 1994 komt de regio Haaglanden tot stand en een jaar later sluit Zoetermeer zich aan bij de regionale alarmcentrale in Den Haag.

Oosterheem (2002)
Met de komst van de wijk Oosterheem worden de aanrijdtijden opnieuw een probleem. Besloten wordt tot de bouw van een tweede post met 24 uurs bezetting aan de Olaf Palmelaan in Oosterheem. Deze wordt geopend in september 2002. Tegelijkertijd gaat de post Rokkeveen dicht. Het totale korps telt bij de opening van de post Oosterheem 62 beroepsmedewerkers en 80 vrijwilligers. De ploegendienst blijft werken in vier ploegen in een 12-24-48 rooster, verdeeld over de twee posten. In 2004 ontstaat er grote onrust onder het brandweerpersoneel als de commandant reorganisatieplannen bekend maakt. In het kader van deze plannen wordt ook overwogen om de vrijwilligers gedwongen ontslag te verlenen. De gemeenteraad van Zoetermeer gaat echter niet akkoord met de voorgestelde reorganisatie en de plannen worden aangepast. Na het vertrek van de commandant wordt in 2006 het aangepaste reorganisatieplan ingevoerd. De ploegendienst gaat voortaan draaien op basis van 24-48 uur in een drie ploegensysteem. Op 31 december 2009 eindig de de brandweer als gemeentelijke afdeling en vanaf 1 januari 2010 is de brandweer Zoetermeer een onderdeel van de Veiligheidsregio Haaglanden.